“Laat mij het woord maar doen.”, zei ons pap tegen mij. Terwijl de Strażmiejska eraan kwam gereden.
“We komen de wielklem eraf halen.”, wees ze naar de gele joekel om de voorband van de auto.
Haar lichaamshouding werd echter direct gespannen toen ons pap antwoordde:
“Sorry, no Polish.”, zei hij, terwijl hij zijn schouders ophaalde.
Haar ogen werden groot, en toen keek ze naar haar partner van de Krakause BOA, wiens ogen nóg groter waren geworden dan die van haar.
Nu stapten ze uit, en begonnen direct te discussiëren en te wijzen met en naar elkaar.
Eerst kwam er Engelse uitleg, regelmatig afgekapt door het ontbreken van de juiste woordenschat:
“Wat is het woord voor verkeersbord?”, vroeg ze.
“Weet ik veel. “, antwoordde hij.
Nu richtte de man van het duo zich op ons pap, en wees naar het papiertje waarop hij zojuist wat informatie had geschreven.
“Mandat, hundred zloty.”, zei hij.
Maar ons pap strooide hem meteen zand in de ogen.
“But where can I park?”, zei hij, verontwaardigd wijzend naar de auto en de rest van de wereld.
Nu keek de BOA verward om zich heen, en besloot maar ergens in de verte te wijzen, en zijn laatste zin te herhalen.
“Mandat, hundred zloty.”
“Parking for a hundred złoty?”, ons pap keek hem vragend aan. De BOA veegde wat zweet van zijn voorhoofd.
Inmiddels hoorde ik een dringende oproep in het Pools door de luidsprekers komen, “waar blijven jullie?”
Gehaast griste de vrouw van het duo de microfoon uit de houder en zei met een gespannen blik: “Sorry, we hebben een buitenlander met een wielklem en wat communicatieproblemen. Kortom, wij komen later.”
Nu stapte ze weer uit, de man kwam naar haar toe, en sprak de legendarische woorden:
“Laat mij maar, ik heb Duits gehad op school. Nederlanders begrijpen vast wel Duits.”
Nu richtte hij zich op ons, wees naar de wielklem op de auto, terwijl hij zei:
“Teraz bleiben, morgen you call in morning, we…”, hij maakte nu een klemverwijderbeweging met zijn handen.
Ik voelde een lachbui opkomen en deed daarom gauw alsof ik moest hoesten met mijn hand strak voor de mond, om niet uit mijn rol te schieten.
“Morgen heb ik een afspraak om elf uur.”, zei ons pap richting de telefoon van de andere BOA, die inmiddels haar vertaal-app had geopend.
De Poolse vertaling klonk na luttele seconden hardop uit de luidsprekers.
De BOA begon te krabben over zijn achterhoofd. Zijn partner snelde naar hem toe met de vertaal-app, maar hij hield haar tegen. Hij kreeg namelijk een ingeving, en keek nu naar zijn eigen hand.
“Ein, zwei, drei, vier” , begon hij met tellen op zijn vingers, alsof hij midden in een proefwerk Duits zat. Hij bleef hangen bij de zeven, totdat ik hem onderbrak en zei: “elf?”
Meteen maakte hij een sprongetje van geluk, een soort eureka moment.
Terwijl hij zijn petje weer rechtzette na het sprongetje, wees hij direct naar de auto en keek ons aan.
“Ja! Morgen, elf stunden!”
We mochten tot elf uur ’s ochtends blijven staan. Wel wilde hij het geld voor de boete alvast hebben, alléén cash.
Toen ik terugkwam van het 100 zł pinnen bij de Żabka, was de klem er inmiddels afgehaald.
Ik overhandigde het geld aan ons pap, die het op zijn beurt aan de BOA gaf.
Nog even keken we hem vragend aan, terwijl zijn partner, moe van de gehele situatie en het gedoe met haar vertaal-app, in de passagiersstoel was blijven zitten.
Gedecideerd maande hij ons tot kalmte, en zei nog één keer, in alle rust:
“Jetzt ist gut, morgen elf stunden, ja.”