Soms moet je voor korte tijd, een hoop verantwoordelijkheid dragen. Meer dan waar je van tevoren op bent voorbereid zelfs.
Dat overkwam mij deze week toen de buurvrouw mij aansprak, en vroeg of ze de heggenschaar mocht lenen. “Natuurlijk.” zei ik meteen, waarna ik het ding overhandigde. Maar tijdens het overhandigen zag ik die blik in haar ogen, die blik die we allemaal kennen, die blik die ons over luttele minuten om een gunst zal gaan vragen.
Op m’n gemak hurkte ik vervolgens neer om al vooruit starend mijn koffie op te drinken. Toen ik deze eenmaal op had, kwam het hoofd van de buurvrouw weer de hoek om “Bedankt voor het lenen!” zei ze, terwijl ze de heggenschaar over het hekwerk aanbood. “Geen dank, laat maar weten wanneer je hem weer nodig hebt.” zei ik toen.
Ik draaide me vast om, maar wat ik verwachtte, gebeurde ook. “Trouwens.” hoorde ik nu al.
Ik liep terug haar richting in. “Ja?” vroeg ik.
“We gaan zondag drie weken op vakantie, zou je onze planten water willen geven wanneer we weg zijn?”
“Natuurlijk.” zei ik zonder na te denken.
Vervolgens hoorde ik een paar dagen niks, ik zat op mijn werkkamer uit het raam naar de fontein te kijken toen er plots iemand aan de deur klopte. De buurman.
“Hallo.”
“Hoi, kan ik zo de planten komen brengen?”
“Ja, is goed.”
Vervolgens liep ik naar de tuin om via het hekwerk alle tomatenplantjes, paprika plantjes en een paar prachtig hangende potten met bloemen in ontvangst te nemen.
“Wel teruggeven hè!” grapte de buurman.
“Dat zien we nog wel.” grapte ik terug.
De buurman verdween uit zicht.
“Nu maar zorgen dat de bloemen de komende hittegolf overleven” dacht ik bij mezelf, terwijl ik de gieter vulde met water.
Nu ging ik alle planten af, beginnend bij de tomaatjes, daarna de paprikaatjes en vervolgens één voor één de hangende bloempotten. Dat ging prima, totdat ik bij de bovenste pot was aangekomen.
In mijn hoofd echode maar één gedachte “Wat je ook doet, je gaat hiervoor geen opstapje gebruiken.”
Ik vulde de gieter nogmaals vol, ging op mijn tenen staan en probeerde met twee gestrekte handen het water in de pot te gieten. Het lukte niet, tot overmaat van ramp viel er een grote spetter water in mijn gezicht.
Nu stond ik minutenlang te staren naar de bloempot en het opstapje dat ik binnen had staan. Maar mijn hersenen waren standvastig, “Nee, geen opstapje”.
Uiteindelijk had ik een idee, ik pakte een groot glas van de Ikea, vulde deze tot de nok toe met water, en gooide op goed geluk het goedje richting de pot. De helft viel precies goed, maar de andere helft viel bij de buren op het zitterras.
Nu kwam het hoofd van de buurman nogmaals om de hoek.
“Nu gaan we het krijgen.” dacht ik.
“Ik zie dat je de smaak al aardig te pakken hebt, neem gerust een paar tomaatjes als ze rijp zijn, tot over drie weken!”