14 Augustus 2021, Marketingtruc
Ik draaide me om en keek nogmaals richting de etalage van de winkel waar ik zojuist langs was gelopen. Het stond er toch écht.
‘Covidkoopjes’, ik voelde mijn ogen groter worden naarmate ik naar de tekst op het glas keek, terwijl slechts één gedachte mij te binnen schoot: Briljant!
Gretig laadde ik mijn Coronamandje in met alles wat slechts anderhalve euro kostte, betaalde geheel contactloos en liep weer naar buiten, wat een ervaring. Meteen vroeg ik me af of dit soort marketing wel mogelijk zou zijn bij alle ziektes, de gedachte aan een etalage met ‘Kankerkoopjes’ erop bijvoorbeeld, schoot bij mij meteen in het verkeerde keelgat, waarom was het bij Covidkoopjes dan zo grappig en gevat? Wellicht dat het alleen zo werkt bij infectieziektes in groep A, maar ook Poliosale en Pestuitverkoop legden het af tegen de zojuist aangetroffen Coronakoopjes.
Afijn, inmiddels naderde ik het plein van Maastricht, waar ik een dagje op stap was. Even lekker eruit, ware het niet dat mijn oog meteen viel op een grote ambulance die op het plein was geparkeerd. “Er zal toch niets ernstigs zijn?”, dacht ik ongerust.
Naarmate ik dichterbij kwam was de tekst op de voorkap eindelijk leesbaar geworden: ‘De Bijbelbus’.
Naast de bus stond een man van gemiddelde leeftijd met een boek in zijn hand, waarvan ik vermoed dat het wel eens de bijbel had kunnen zijn. Eigenlijk wilde ik de man aanspreken, maar het opvallende uiterlijk van de omgebouwde ziekenwagen maakte mij iets te timide om het gevaarte te benaderen. Nu besloot ik er eerst maar eens omheen te lopen. Nu las ik de tekst op de zijkant van het voertuig ‘Jezus leeft’, wat ik toch een ietwat opmerkelijk statement vond. Toen ik vervolgens de twee gesloten achterdeuren van de voormalige ambulance zag, werden die gedachten echter vervangen door zorgen “Als hij daar maar niet in ligt.”
“Hadden zij maar dezelfde marketingafdeling als die van de Covidkoopjeswinkel”, wees ik nu naar het gele gevaarte vanaf het terras. De serveerster keek me vragend aan, “Sorry, I don’t speak Dutch”, zei ze. “Doe mij maar een radler NUL PUNT NUL”, schreeuwde ik zo hard als ik kon, zodat ze het zou kunnen begrijpen. Dat bleek goed te helpen. De Limburgse serveersters waren ook vervangen door Covidkoopjes, de enige werknemers die nog voor een Covidsalaris wilden werken met het risico op werkloosheid op ieder moment van de dag.
Ik zat na te denken over manieren om mijn boek te promoten, ironisch genoeg met het zicht op de man bij de Bijbelbus, die de ene na de andere afwijzing om de oren kreeg. “Een busje valt dus af”, dacht ik bij mezelf.
Nu kwam er een vrouw met een mondkapje op en een scherm voor haar gezicht mijn richting in gelopen. Ze wees naar het boek
“Wat leest u?”
Dit was mijn kans.
“Dit boek heet ‘Janusz’ genoemd naar de hoofdpersoon, een Poolse jongeman die na een traumatische gebeurtenis probeert de wereld om zich heen te begrijpen en zijn weg te vinden als woordkunstenaar in de culturele hoofdstad van midden-Europa.”
De vrouw leek redelijk geïnteresseerd, maar ik zag dat ik mijn verkooppraatje nog iets meer kracht zou moeten bijzetten.
Ik haalde diep adem, en zei:
“Het is écht een Covidkoopje! Ideaal voor wanneer je weer eens gedwongen in quarantaine moet of in de file staat in de teststraat.”
De vrouw kreeg spontaan bolle wangen op de enige zichtbare plekken van haar gezicht.
“Wow, klinkt goed! Doe mij er maar twee, ook een voor mijn man!”