Dag 1
Ik weet nog wat de arts had gezegd, “binnen 2 maanden word je gebeld.”
Er belde niemand, en als ik zelf belde waren ze voortdurend in gesprek.
Dan maar zelf ernaartoe.
De hele middag ervoor vrijgemaakt. Totdat ik op een verlaten polikliniek stond.
Nu keek ik om me heen, en haastte me richting een schoonmaakster die de vloer aan het dweilen was.
“Waar is de polikliniek gebleven?”
Ze gaf geen krimp, en wees naar een blaadje met tekst, dat ik waarschijnlijk over het hoofd had gezien.
“Vanaf heden is deze polikliniek verplaatst.”, met daaronder een adres aan de andere kant van de stad. Lekker dan.
Dag 2
Ik stapte de bus uit bij een gigantisch modern gebouw, het ziekenhuis aan de andere kant van de stad.
Ik zag meteen dat ik niet de enige was die er zich voor de eerste keer bevond.
Omaatjes met rollators liepen over de weg omdat het zebrapad bijna niet te bereiken was, terwijl ze ontweken werden door mensen wanhopig op zoek naar een parkeerplek.
Toen ik binnenkwam zag ik twee grote schermen staan met streelpanelen, met daartussen een man in een geel hesje met de tekst ‘Kan ik u helpen?’.
Voor mij in de rij stond een oude man, aangezien hij lang werk had kon ik alvast kijken wat er op het scherm stond.
5 gigantische rijen met opties, elke optie een andere afdeling van het ziekenhuis.
Na 5 minuten had hij de juiste afdeling weten te vinden en drukte op het scherm, waarna er een kaartje met een nummertje door het apparaat werd uitgespuugd.
Nu draaide de man zich om naar mij, “wat moet ik met een nummertje? Ik moet eerst weten waar de afdeling is.”
Ik keek om me heen, de man met het hesje was ‘m tactisch gesmeerd, “ik weet het ook niet.” zei ik tot slot.
Nu stond ik voor het apparaat, en had ik de man met het hesje reeds in mijn vizier. Toen het apparaat het nummertje begon uit te spugen, zag ik hem al wegduiken.
“Ho, ho, ho!” riep ik, de man bleef staan.
“Kan ik u helpen?”
“Ja, ik zoek mijn polikliniek.”
Na een ellenlange zoektocht en een wachtrij van hier tot ginder, zat ik eindelijk voor de receptioniste.
Het getik op het toetsenbord werd met de seconde ondragelijker. Totdat daar uiteindelijk het verlossende woord kwam.
“U had inderdaad gebeld moeten worden.”
Ze haalde haar schouders op. Terwijl ik haar verbaasd aankeek.
Zo zaten we nog ongeveer een halve minuut stil, totdat ik toch maar besloot zelf het initiatief weer te nemen.
“Klopt… maar dat is niet gebeurd.” zei ik op mijn beurt schouderophalend.
Nu keek ze serieus, en daadkrachtig uit haar ogen, waarna ze wederom begon te tikken.
“Ik zal ervoor zorgen dat u binnen een paar dagen gebeld wordt.”
“Dankuwel.”
Onderweg terug naar de bus keek ik tevreden terug op de afgelopen twee dagen.
Missie geslaagd, leve de bureaucratie.